wettelijke definitie van erfpacht
De wettelijke definitie van erfpacht is: “het zakelijk recht dat de erfpachter de bevoegdheid geeft eens anders onroerende zaak te houden en te gebruiken” (artikel 5:85 lid 1 BW). De erfpachter krijgt het genots- en gebruiksrecht van de onroerende zaak als ware hij eigenaar. De juridische huls van het eigendomsrecht blijft bij de bloot eigenaar. Tenzij anders overeengekomen is, mag de erfpachter verhuren en verpachten. Het beperkt zakelijk recht, dat erfpacht is, mag verkocht worden. Daarover kunnen voorwaarden overeengekomen worden. Hij mag geen andere bestemming aan de zaak geven of handelen in strijd met de bestemming. Voor splitsing in appartementsrechten heeft hij toestemming nodig van de bloot eigenaar. Sinds 1992 is de bloot eigenaar verplicht om aan particuliere erfpachters bij het einde van de erfpacht de opstalwaarde te vergoeden. Het recht van erfpacht kan bezwaard worden met een hypothecaire lening. Erfpacht kan ook in ondererfpacht worden uitgegeven.
de wetgeving voor erfpacht is beperkt
De wetgeving is beperkt. Het recht is daarom flexibel inzetbaar. Inzet kan gebeuren als generiek gronduitgifte systeem, zoals in Amsterdam en als oplossing voor specifieke gevallen, waar blijvende juridische invloed van een bloot eigenaar wenselijk is bij een onroerende zaak, terwijl het genots- en gebruiksrecht beter in handen kan zijn van een erfpachter. Erfpacht als generiek systeem is sterk op de terugtocht; erfpacht voor specifieke zaken zal blijven. Bij de jurisprudentie over erfpachtkwesties valt op dat bloot eigenaren veelal beter hun belang beargumenteerden, dan erfpachters. Erfpachter blijken minder goed in staat zinvolle argumenten naar voren te brengen, terwijl die wel aanwezig waren. Rechters toetsen marginaal. Veel onheuse zaken blijven daarom voortduren. Met deze site hoop ik de kennis over erfpacht te verbreden en te verdiepen.
economische wetten bij erfpacht
Naast juridische wetten is er ook sprake van economische wetten. De twee zwaarst wegende economische wetten zijn, dat een erfpachter niet behoeft te betalen voor wat hem niet geleverd wordt en dat een erfpachter niet behoeft te betalen voor de toegevoegde waarde van de eigen investeringen.